Binnenkort

Er staan geen evenementen gepland!

Beschrijving van het Smits-orgel in De Duif

In een periode waarin de piano de eerste plaats had verworven onder de toetsinstrumenten en de wereldlijke muziek met zijn concerten, symfonieën en opera's het duidelijk gewonnen had van de kerkelijke muziek, maakte juist de orgelmakerij voor kerkorgels van Franciscus Cornelius Smits(1800-1876) uit het dorpje Reek in Noord-Brabant een ongekende bloeiperiode door.

In die beginjaren van de 19e eeuw waren orkestinstrumenten in Noord-Brabant, maar ook elders, erg populair bij de diensten in de Rooms Katholieke kerk. De kerkleiding was duidelijk minder gecharmeerd van deze orkestsamenraapsels en drong aan deze te vervangen door een goed orgel. En hier komt dan ook de orgelbouwer Smits in beeld.

Franciscus Cornelius Smits werkte in de orgelmakerij van zijn broer. Na diens vroegtijdig overlijden nam hij de leiding van het bedrijf over. De gebroeders waren autodidact. Door het onderhoud en herstel van oudere orgels in de regio leerde Franciscus Cornelius Smits het vak en kwam hij in contact met de Zuid-Nederlandse en Waalse orgelbouw. Smits bouwde voornamelijk in Noord Brabant, feitelijk is het orgel in de Duif het enige grote instrument van Smits boven de grote rivieren. Belangerijke andere instrumenten van Smits staan o.a. in Boxtel, Oirschot, Aarle Rixtel, Schijndel en Sint Oedenrode

De orgels van Smits hebben een rijk geschakeerde klankkleur. In zekere zin is de basis ronduit klassiek te noemen. Toch heeft elk register een persoonlijke kleur. Poëtische melancholieke prestanten, speelse fluiten, ingetogen zuchtende strijkers. De tongwerken zijn fel en stug, duidelijk geïnspireerd door de Vlaamse en Waalse tongwerken. Daarentegen zijn de doorslaande tongwerken ingetogen en hebben meer gemeen met het Duitse orgel uit die tijd.

Deze orgels met hun subtiele, klassiek getinte kleuren lijken dan ook de tegenhanger van het 18e-eeuwse en vroeg 19e-eeuwse orkest, terwijl de orgelbouwers uit de tweede helft van de 19e eeuw de symfonische klank van het latere symfonieorkest zullen nastreven.

Mede dankzij de invloed van de organist van De Duif, Johan Kupers, werd het orgel van deze Amsterdamse kerk in het oeuvre van Smits een moderner orgel: Een pedaalomvang van dertig tonen, een zwelkast op het Bovenwerk, de pedaal- en manuaalkoppels uitgevoerd als treden en uiteraard de vrijstaande speeltafel met daaronder, hangend aan de balustrade, het Positief.

Omdat de financiële middelen niet toereikend waren kon het instrument in 1863 niet compleet worden opgeleverd. De uiteindelijke voltooiing vond pas plaats in 1882. De orgelmakerij was inmiddels overgenomen door de zoon van Smits, Franciscus Cornelis de tweede. Vooral het Bovenwerk draagt dan ook het stempel van deze tweede generatie Smits. Hij verving een aantal door zijn vader voorziene stemmen door andere die meer in pasten in de toen heersende romantische smaak.

De bovengenoemde klassieke inslag van dit orgel, de onder invloed van Kupers tot stand gekomen vernieuwingen in de dispositie en de technische aanleg en ook de latere toevoegingen door Frans Smits de tweede maken dit orgel geschikt voor de uitvoering van muziek uit de tweede helft van de 18e eeuw tot en met die uit het midden van de 19e eeuw. De vurige opslaande tongwerken maken uitvoering van het vroege Franse romantische repertoire mogelijk. De grote variëteit aan grondstemmen en de doorslaande tongwerken doen het Duits Romantisch repertoire goed tot zijn recht komen en de vele klassiek klinkende registers van het Positief en die van het Hoofdwerk lenen zich uitstekend voor muziek uit de galante periode.

Bronvermelding; Het Smits-orgel in De Duif, Ton van Eck & Jan Boogaarts. Uitgave stadsherstel Amsterdam nv 2006.